Op 12 juni jl. vond het Algemeen Overleg bij de Tweede Kamer plaats omtrent het onderwerp franchising. Per fractie was een tijdsvak van zes minuten ingebouwd om kort het standpunt van de desbetreffende partij naar buiten te brengen. Hierbij konden tevens vragen gesteld worden aan minister Kamp, die vervolgens aan het eind van de volledige spreektijd van alle partijen een antwoord formuleerde.
Eerste ronde
Uit het Overleg bleek dat Graus van de PVV positief staat tegenover wetgeving en dat hij zichzelf voornamelijk ziet als initiator van het proces tot specifieke franchisewetgeving. Hij is van mening dat de sector zich goed moet ontwikkelen en dat wetgeving daarbij kan helpen. Hij merkt op dat er in andere landen thans specifieke franchisewetgeving bestaat en hij noemt een aantal zaken die hij graag geregeld zou zien. Hierbij doelt hij op een zwarte en grijze lijst, aansprakelijkheid van de franchisegever, verbod op verhuur en wederhuur enz.
Vos van de PvdA benoemde het aantal franchisevestigingen. Voorts besprak zij de situatie in de Verenigde Staten qua wetgeving omtrent de precontractuele informatieplicht. Zij baseert haar standpunt voornamelijk op de machtsongelijkheid tussen franchisenemer en franchisegever. Indien er wetgeving tot stand komt, dan zou dat volgens haar in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dienen te gebeuren. Overigens werd hierbij door d66 opgemerkt dat Vos in soortgelijke zaken (horeca) juist niet wilde aan wetgeving of regelgeving en dat zij zich hier negatief tegenover opstelde. Volgens haar zijn franchise en horeca(contracten) niet met elkaar te vergelijken. Voorts had zij te melden dat in andere landen specifieke wetgeving bestaat en dat de franchiseovereenkomst daar wel een benoemde overeenkomst is. Kanttekening hierbij is dat in een aantal landen de precontractuele fase is vastgelegd, van een volledige codificatie is veelal geen sprake. Volgens haar volstaat de Erecode niet.
Vervolgens kwam Ziengs van de VVD aan het woord. Hij vindt franchise een goed concept, refereert aan McDonald’s en de daarbij behorende werkgelegenheid. Hij is van mening dat wetgeving niet noodzakelijk is, maar dat er wel beter gestructureerd moet worden. Er dient bijvoorbeeld een geschillencommissie te komen en de Erecode dient te worden aangepast. Hij wil zelfregulering, waarbij de branches zelf om de tafel gaan. Hij spreekt over een ‘opgetuigde Erecode’ en een stevige geschillencommissie met bindend advies. Graus merkt hierbij overigens op dat de Erecode niet juridisch afdwingbaar is. Ziengs haalt het aantal rechtszaken aan (16 totaal) en geeft te kennen dat hij dit niet zo’n enorm aantal vindt, waarop Gesthuizen reageert met de vraag wat hij dan wel een groot aantal vindt en wanneer het gedrag van de franchisegever ontoelaatbaar wordt. Ziengs reageert door te zeggen dat ieder geval waarin een franchisenemer op oneigenlijke gronden wordt binnengehaald niet acceptabel is.
Mulder van het CDA geeft te kennen dat de meeste opmerkingen omtrent franchise al geplaatst zijn door haar collega’s en begint daarom meteen maar met het stellen van vragen, zoals zijn er toenames van het aantal misstanden? Zijn er veranderingen nodig? Zijn de programma’s zoals Zembla en EenVandaag toonaangevend? Hoe kan de Erecode beter worden gehandhaafd. Waar zij voornamelijk op doelt, is het Ondernemersplein, waarbij een franchisenemer goed onderzoek moet verrichten voordat hij een bepaalde formule instapt.
Gesthuizen van de SP is van mening dat de minister de problematiek ontkent. Zij vindt dat de minister het teveel gooit op het zelfstandig ondernemerschap en het daarbij horende ondernemingsrisico. Volgens haar kun je het daar niet altijd aan wijten en is er serieus iets aan de hand in franchiseland. Verder ziet zij graag een onderzoek tegemoet naar misstanden in franchiseland. Mocht zij moeten aangeven wat zij wettelijk verankerd wil zien, verwijst zij naar de hiernavolgende lijst:
• Wettelijke definities;
• Verplichtingen om schriftelijk juiste en nodige informatie 1 maand voor ondertekening te verschaffen op straffe van vernietiging;
• Franchisegever draagt de bewijslast ten aanzien van deze verplichte informatie;
• Verbod om misleidende informatie te verschaffen op straffe van vernietigbaarheid en strafrechtelijk misdrijf;
• Franchisegever heeft de verplichting schriftelijk te informeren ten aanzien van wijziging van feiten en gegevens zoals die in de precontractuele fase zijn verstrekt;
• Geen postcontractueel concurrentiebeding, tenzij aantoonbaar noodzakelijk;
• Zwarte (en grijze) lijst voor contractsbepalingen.
Gesthuizen wil voornamelijk extra duidelijkheid. Zij vraagt de minister wat hij vindt van het signaal dat er franchisegevers profiteren van het faillissement van de franchisenemer. Hierbij wordt – naar ik aanneem – gedoeld op de uitzending van EenVandaag, waarin dit werd gesteld.
Verhoeven van D66 stelt voorop dat er goede en slechte franchisenemers bestaan. Volgens hem ligt de verantwoordelijkheid bij de partijen zelf, maar de politiek moet wel een goed speelveld neerzetten. Uit rechtsvergelijking blijkt dat franchisewetgeving ook niet altijd werkt. Er moet eigenlijk worden voorkomen dat er franchiseovereenkomsten circuleren die niet wenselijk zijn. Hij ziet liever een concrete oplossing in plaats van het Ondernemersplein. Hij is van mening dat er een ongelijke positie heerst tussen franchisegever en franchisenemer. Opmerkelijk is dat hij eerst te kennen geeft dat een franchiseovereenkomst niet te vergelijken valt met een arbeids- of huurovereenkomst, maar vervolgens wel te kennen geeft dat er ongelijkheid heerst. Hij ziet graag een Nederlandse Erecode.
Ten slotte komt Schouten van de CU aan het woord. Zij vraagt zich af hoe groot het probleem daadwerkelijk is en hoe de specifieke casussen daarbinnen eruit zien. In tegenstelling tot de wetgeving in de Verenigde Staten, waarbij voornamelijk regeldruk heerst, wil zij in Nederland een eigen regeling. Zij vindt de positie van de franchisenemer van belang, voornamelijk financieel, hierbij ziet zij een oplossing in een toegankelijke manier van geschilbeslechting. Voorts is zij van mening dat bij de verlenging van een franchisecontract een impactanalyse moet worden opgesteld. Wat zijn de risico’s verbonden aan het nieuwe contract?
Reactie minister Kamp:
De minister is van mening dat beide partijen belangen hebben en dat die beide moeten worden vastgelegd. Hij vraagt zich af of het wel handig is dat franchisenemers geen geld hebben, maar merkt hierbij op dat franchisenemers zonder geld verzekerd zijn en dat franchisenemers met geld een procedure kunnen starten. Hij ziet in franchise ook een groot onderdeel van de ondernemingswereld. Een aantal fractieleden vraagt om een nieuw onderzoek, maar de minister is van mening dat het EIM-onderzoek uit 2009 en de daarna geüpdate franchisemonitor volstaan. Verder geeft hij aan dat hij in overleg zal gaan met het MKB voor de franchisenemers en het VNO-NCW voor de franchisegevers, om zo de rechtspositie voor beide partijen te verbeteren. Hierbij zou een overleg met de BVFN als gespecialiseerde belangenbehartiger van franchisenemers uiteraard geïnitieerd kunnen worden. Hij ziet in wetgeving geen antwoord, voornamelijk aan de hand van een rechtsvergelijking met België en de Verenigde Staten, waaruit volgens hem blijkt dat wetgeving niet uitpakt zoals het zou moeten uitpakken.
Volgens hem dienen franchisenemers zich te organiseren en ondersteuning te zoeken. Hierin is uiteraard een rol voor de BVFN weggelegd. Hij erkent dat er problemen zijn in franchiseland, benoemd ook de getallen, maar hij vindt het aantal niet uitzonderlijk groot. Hij ziet liever een aantal basisafspraken waarbij de rechter ook een kader heeft. Ook hij noemt hier een gedragscode en een geschillencommissie.
Reactie fractieleden
Graus heeft een VAO (Verslag Algemeen Overleg) aangevraagd.
Vos vindt dat de minister niet ingaat op de vermeende machtsongelijkheid tussen partijen. Zij vindt dat er meer informatie nodig is en/of een onderzoek moet worden ingesteld. Zij kondigt hierbij aan een initiatiefnota te schrijven.
Ziengs kan zich volledig vinden in de opmerkingen van de minister.
Mulder is blij dat de minister erkent dat er problemen zijn en dat hij in overleg wil treden met het MKB.
Gesthuizen wil een motie aanvragen en een VAO. Zij spreekt nu over andersoortige problemen in franchiseland zoals overbelevering, hogere rentevergoedingen, eenzijdige verhogingen, het upgraden van de winkel na ‘aanpassing’ van de formule.
Schouten wil meer analyse naar de problemen, maar ze dankt de minister in ieder geval voor het overleg met de branche. Voorts wil zij dat de opzegtermijn van een contract wordt verlengd van 1 jaar naar 3 jaar. Onduidelijk is waar zij op doelt.
Laatste reactie minister Kamp
Er moeten goede contractuele regels komen, maar ondernemers moeten wel goed worden geïnformeerd. Voor de franchisegever moet een zorgplicht gelden en als hij die niet nakomt dienen de contracten te worden ontbonden, aldus de minister. Voorts ziet hij in zelfregulering een kans om vervolgens te evalueren waar de problemen precies zitten. De vraag is echter of de tijd bestaat om zelfregulering als proefperiode te beschouwen, er wordt nu gewacht op actie vanuit de politiek c.q. de branche. De minister gaat een brief opstellen over de mogelijkheden en die wil hij in ieder geval presenteren voordat de begroting de deur uitgaat. In deze brief zal worden ingegaan op een Nederlandse Erecode en geschilbeslechting.
Conclusie
Opgemerkt dient te worden dat de uitspraken van de fractieleden in sommige gevallen feitelijk onjuist zijn en dat er voornamelijk op aannames wordt gedebatteerd. Het ontbreekt vooralsnog aan een daadwerkelijke wetenschappelijke onderbouwing, waarbij correcte gegevens worden aangevoerd. De BVFN ziet – indien de minister afziet van wetgeving – voornamelijk mogelijkheden in laagdrempelige geschilbeslechting, alsmede de omkering van de bewijslast bij prognosekwesties en een geoptimaliseerde en handhaafbare/afdwingbare Erecod